Marrakesh

14 Januari 2008



De toerist uithangen heeft mij nooit bekoren. Dat is een persoonlijke zaak. Verstoten van huis en raad moet je je zien te redden in een vreemde omgeving, sta je in een ander huis cq kamer je af te vragen waar de bakker is, raak je de kluts kwijt bij elke wandeling en lukt het je niet om de rare centjes te tellen. Heb je eindelijk tijd om uit te rusten van je hektische leven, blijk je niet eens je lekkere krantje te ontvangen, of tot te laat je favoriete series op teevee te kunnen kijken, of af te spreken met je maatjes, of de luidruchtige kindertjes naar hun afzonderlijke kamers te sturen want... he, je bent nu eenmaal niet thuis. Wanneer je maar net begint te wennen kun je al weer terug. Musea bezoeken kan ik in Amsterdam ook, en mijn foto's van het Pantheon en andere groots opgezette prestaties verbleken naast de goedkopste aanzichtkaarten.

Bovendien ben ik uitheems dus veroordeeld tot het verplichte heen en weer reizen, tig keer per jaar, want mij familie maakt er een sport van om overal verblijven te bezitten. Waar de zeldzame oma's van mijn vrienden veilig opgeborgen zitten in het bejaardenhuis, moet ik mij bij elke poging tot bezoek afvragen: "Waar zou oma dit jaar zitten?" eer ik de boekingen kan verrichten. Wat ik dan vooral niet mag verzuimen is het afsluiten van een verzekering voor het geval zij twee weken voor mijn uitreisdatum toch naar een heel ander deel van het land blijkt te zijn verkast. Ik heb het haar talloze keren geprobeerd uit te leggen, maar zij kan zich nog steeds geen voorstelling maken van het curieuse feit dat je in Nederland een hafjaar voor vertrek geen transport meer kan organiseren.


Maar mijn afkeer voor de toerist heeft ook een meer algemene strekking. Ik ben overtuigd van de kwaadaardigheid van het tentoonstellen van rijkdom in arme landen. Drommen niet al te snugge toeristen sturen zichzelf twee à drie keer per jaar naar de keurmarkten der derdewereldlanden, alwaar ze voor de ogen van de meest behoeftigen rondparaderen, behangen met kostbare juwelen en zwaaiend met magische creditcards. Daarna keren ze huiswaarts en stemmen ze op Wilders om te vorkomen dat die armoedzaaiers naar de bron van al dat goeds afreizen, en mee komen snoepen aan onze hoorn des overvloeds. Dagelijks wens ik vurig dat Easyjet en andere prijskrakers massaal failliet gaan en zo de onophoudelijke stromen zuidwaarts doen opdrogen.

Doch ik ben zelf vorig jaar naar Marrakesh afgereisd. Mijn jeugdvriendin woont daar al 10 jaar, en al die tijd had ik haar niet meer gezien. Daarvoor kwam zij mij wel elk jaar trouw opzoeken in mijn noordelijke ballingschap. Het moest er eens van komen: ik nam een grote slok lucht en boekte de reis.
Het was eens maar nooit meer. Zelden ben ik zo op mijn wenken bediend met het bevestigd zien van mijn eigen gelijk. Lopend door de Medina heb ik veel meegemaakt. De liefde is oppervlakkig en de haat openlijk. Koop je niet snel genoeg, dan neemt de verkoper de moeite niet om zijn ergenis te verbloemen, maar word je op geïrriteerde wijze toegesproken. Doch dat is niets vergeleken met de toorn die je op je afroept mocht je besluiten onverrichterzake weg te gaan. Een Nederlandse vrouw vertelde mij op de terugweg dat ze daarvoor door de gids openlijk werd berispt: "Je komt toch hier om te kopen?" Hij schreeuwde en dulde geen tegenspraak. Zij was geschokt: "Wij kwamen niet om te kopen. Bovendien lagen er alleen kitscherige spullen in de souks, terwijl mijn man en ik juist heel sober zijn ingesteld." Dat lot is niet alleen aan toeristen beschoren. Mijn vriendin, een zachtaardige grote vrouw van Poolse-Franse afkomst, kent die vijandigheid ook, maar waant zich desondanks omgeven door een schare betrouwbare "vrienden." Maar omdat ik geen Marrokkaans sprak ontcijferde ik veel sneller de signalen die hun lichaamstaal uitzond, die boekdelen spraken. De zogenaamde bevriende taxichauffeur die ons door het Atlasgebergte reed zette haar grandioos af, net als elke toerist. Dat vond ik nog veel pijnlijker: ze vertrouwde immers die man. En achter haar om deed hij handjeklap met malafiede handelaren langs de weg. Ik voel de neiging bij jullie opkomen: "Normaal dat ze ons zo haten, we hebben geld en zij niet." De slotsom van die haat is ondertussen wel dat ik niets heb gekocht, helemaal niets, terwijl ik, in tegenstelling tot die Nederlandse vrouw in het vliegtuig, niet vies ben van etnische troep met een flinke dosis kitsch. Bij elke hypocriet die mij genadeloos pushte om zijn prullaria in te slaan dacht ik aan Amsterdam, waar dezelfde dingen het hele jaar door voor een habbekrats voor het oprapen liggen op het Waterlooplein, en waar ik nog kon dollen met de verkoper, mocht ik opeens de neiging hebben om nog meer materiele zaken in mijn etaasje te proppen.

Ook het gebrek aan empathie én sympathie trof me. Je zag overal hopen vodden op straat liggen, waaronder een oude hand stak om te bedelen: hun visie op de ouderenvoorziening. Aan alle aanspreekbare Marokkanen die ik ontmoette vroeg ik dan ook apert: "Woon jij met je (groot-)ouders?" Ik heb niet één positief antwoord gekregen. Waarbij voor mij de mythe van de andere-culturen-die-zo-goed-voor-hun-oudjes-zorgen volledig is ontkracht. Bij terugkomst keek ik met heel andere ogen naar onze bejaardenhuizen.
Corruptie wordt openlijk bedreven. Op elke hoek van de drukke wegen post zich een agent, die om de haverklap een willekeurige auto tot stoppen maant. Pas na het betalen van een bakshish van rond de 40 euro mag die wegrijden. Machtsmisbruik, ook wijdverbreid. Ik mag geen pakket meer per post sturen van mijn vriendin: ze was elke keer drie uur zoet met het op te halen op het postkantoor, waar de baliemedewerkers lamlendig hingen om haar te pesten, en waar uiteindelijk een vadsige veertiger haar naar zijn kantoor lonkte om onwenselijke voorstellen te maken die ik op deze fatsoenlijke plek niet zal herhalen.

Mijn jongste kinderen waren mee, en hebben al dat fijns (de omvang van deze column belet me om nog tal van soortgelijke voorbeelden te geven) als sponzen in zich opgezogen. Zij hebben geen krant van hun leven gelezen, en voor het achtuurjournaal zijn ze nog veels te klein: "de media" hebben bij deze dus geen schuld. En toch: lang nadat we veilig en wel terug in Amsterdam waren (opgelucht dat er nog een Nederland bestond waar wij naar toe konden keren), hoorden zij van iets naars. Zij riepen toen in koor: "Net als in Marokko!"


.

- Aanraders -