R.E.N.Z.

21 Augustus 2011



U moet weten: ik ben geen circusfan. In tegendeel. Beelden op TV van opgetuigde paardjes in een ronde zandbak of van olijke clowns die elkaar met water besproeien zijn voor mij acute zapmomenten. Ook ben ik en jaar of 10 geleden naar een circus geweest – een onderneming die mij in mijn vermoeden sterkte: circus is not my cup o' tea.

Het was toen in een reusachtige tent. Je moest op een stellage-achtige tribune klimmen wilde je je plaats bereiken. De muziek was trommelvliesvernietigend, de acts angstwekkend en kil. De trapezisten keken nors in hun hightech constructies, de dames alsof ze je wilden doorboren met hun ogen. Alles was er aan gedaan om je een gevoel te geven van: we zijn ultramodern, we hebben de spullen. Ik vond het Drie. Keer. Nix.

Maar twee maanden onophoudelijke regen, je vakantie van a tot gort verpieterd, dat doet wat met een mens. Voor ik het wist was ik ingegaan op de uitnodiging van mijn schoonmoeder – zij ging met mijn pubertjes naar het 100 jarige jubileum van Herman Renz. Tot de laatste minuut heb ik gedacht aan afzeggen maar toen het moment van vertrek aanbrak sleepte ik me naar de Zuidas.

Ik heb er geen moment spijt van gehad. Zoals u boven kunt lezen ben ik geen expert en la matière, maar voor mij was de voorstelling van afgelopen dinsdag subliem. Waar lag het eraan? Vast niet aan het vernuft van de aktes. Het kwam door de sfeer. Die was top. Iedereen lachte uitbundig, alsof ze werkelijk de grootste pret hadden. Binnen de kortste keren deed de zaal mee: ze klapten, ze lachten. Ik draaide me af en toe op mijn logestoel om de rest te bekijken: dezelfde Amsterdammers die ik de dag daarvoor bozig kijkend door de straten had zien schuifelen zaten nu met een beate glimlach van oor tot oor, ademloos de peripetieën te volgen van de knapperds op de piste. Vooral de Cubanen zijn aanstekelijk: de dingen die ze doen! Alleen al van het klimmen op die ladder voorafgaande aan een sprong zou ik bevriezen van hoogtevrees. Maar zij blijven lachen, en tussen de sprongen door swingen ze dat het een lieve lust is; vooral het slangenmens kan dat, swingen. Zij heeft hét gewoon.

De band deed het hem ook. Nix geen blik vol obligate circusmuzak die opengetrokken werd op de juiste momenten, maar een heuse, zevenkoppige, band, live en al, die werkelijk allerlei genres beheersen, van free jazz tot opzwepende merengue, met solo's van de schuiftrompet en de gitaar die je rillingen bezoeken – waar o waar hebben ze die Lenny-Kravitz-maar-dan-met-de-kop-van-Kurt-Cobain vandaan?

In de pauze kun je naar het dierenverblijf lopen, waar je de leeuwen en de zeeleeuwen kan zien, de paarden en de ganzen. Er is ook inderdaad een act met ganzen, die door de 0 van 100 moeten lopen (iets dat het nog veel kleinere doch net zo grappige Magic Circus ooit geïntroduceerd heeft), waarin één woerd zijn dierlijke lusten niet in bedwang kon houden – wat de act geenzins belemmerde, de rest ging door alsof er niets aan de hand was, het object van zijn passie inbegrepen. Geen olifanten gezien, al herinner ik me van vervlogen tijden dat als we bij het krieken van de dag terug fietsten van wezen stappen, we weleens op de Sarphatistraat stuitten op een kudde pachidermen op weg van hun grasweiden naar de tent, met twee begeleiders te voet. Die waren vast en zeker van Circus Renz, zeg ik met de kennis van nu. In die tijd had ik waarschijnlik mijn plezier laten vergallen door verontwaardiging over de huisvesting van bijvoorbeeld de leeuwen. Nu, na talloze wildlife documentaires te hebben gezien waar de leeuwen nooddruftig zijn, (het schurftige) vel over been, elke minuut van de nacht moeten waken om hun welpen te beschermen tegen de hyena's, en afgemaakt worden zodra hun krachten afnemen, weet ik beter. Deze beesten zien er verdomd goed uit. Ze zitten dik in hun vel, hun vacht glanst, hun blik is helder en kalm. Als ik eraan kom worden ze met een hark gekrabd achter de oren. Eentje loopt nog even met de krabster mee, hij wrijft zijn enorm lijf tegen de spijlen, zij kribbelt nog even met haar blote hand diep in zijn dikke manen (die manen: ook een teken van kracht): ik hoor hem nog net niet spinnen. Wat mij betreft zijn ze tevreden. Ik kan me minstens een miljard mensen voorstellen die het slechter hebben dan zij.
Die meet-and-greet van die leeuwen zou ik trouwens maar afschaffen. Je hebt immers twee buitenmaatse poezen zien kroelen met hun verzorgers, en braaf uit hun hand zien eten: onmogelijk om ze daarna als kwaadaardigheid beesten te zien die het op het leven van de dompteur hebben gemunt.

Circus Herman Renz blijkt dus 100 jaar te bestaan. Ik vraag me de hele tijd af: hoe krijgen ze dit gefinanciëerd? Zoveel handen die meewerken aan de voorstelling: niet alleen op de piste maar ook in het op-en afbouw van de stellages – wat ik persoonlijk als acts op zich beschouw – , bij de techniek, bij het management, de PR, het verkoop van de kaartjes, de juridische kosten van het in eerste instantie zich de naam Renz toeëigenen en vervolgens die naam weten te behouden... Hoe hebben ze dit bedrijfje ongeschonden door 100 jaar heen weten te loodsen? Er zijn verdikkeme twee wereldoorlogen geweest in die 100 jaar, tig crisissen van formaat, talloze jaren van diepe armoede onder het Nederlands volk. In de zaal hangen reclameborden van sponsors – dat zou wel iets helpen, maar voor de rest? Het is toch geen vetpot, de tent is niet megagroot, en al die dure dieren, al die kosten? Hoe doen ze dat? Ik denk dat een van de antwoorden ligt in het gebrek aan kapsones bij de artiesten: in de pauze zie je de weergaloze jongleur, die iets van een goedlachse Dennis Quaid met adhd heeft, hotdogs verkopen. Ze zetten iedereen voor allerlei karweien in. Iedereen werkt mee. In deze verwende tijd treft me dat.

Met de speciale jubileum actie kun je op sommige dagen voor 15 euro een logestoel nemen: de twee eerste rijen, vlak voor de piste dus. Zo dichtbij dat een vader werd gesommeerd zijn dochtertje naar achteren te trekken, toen de leeuw zo tekeer ging dat ze weleens met een klauw zou kunnen worden geraakt. Voor 15 euro kun je dus in plaats van de eeuwige gang naar de bioscoop, waar blasé acteurs hun luie kunsten vertonen, zulke enthousiastelingen gaan kijken, die zich 2 uur lang in het zweet werken om je te amuseren. Je moet er wel de paar minuten kleuterhumor van de clowns voor over hebben, maar de vele koters in de zaal liggen inderdaad dubbel om de poep- en plasgrappen. En als je klaar bent kun je nog even naar het aangrenzende Mahlerplein wandelen: daar bevindt zich nog tot einde augustus het eindpunt van de wereldtentoonstelling artZuid, die je dan achterstevoren kan lopen.




Eerder gepubliceerd op AT5.
Tags: Amsterdam

- Aanraders -