De tijdloze tijd

24 Oktober 2017



Wat ik steevast als een gruwel heb ervaren in mijn leven, is het opdelen van mijn tijd. Het jalonneren van mijn tijd. Van DE tijd.

 

Toen de klok zijn intrede deed op de stations van het 19de eeuwse Engeland, was het publiek er niet onverdeeld enthousiast over. Tot dan toe leefde men vrijwel zonder tijdsaanduiding. Je keek naar de zon, hoewel ik me dat in Engeland weinig bij kan voorstellen, maar dit terzijde.
Men vond het opdelen van hun tijd in uren en minuten een inbreuk op hun welbevinden. Hoe filosofisch die mensen waren! Kom daar maar eens om in het Nederland van de 21ste eeuw. We zijn verslaafd geraakt aan het opdelen van de tijd, in liefst zo klein mogelijke porties.

 

Ik heb daar een hartgrondige hekel aan.

 

Ik noem het verloren tijdsbesef van je kindertijd "het veld wuivend koren tot de horizon". Mijn 10-jarige ik stond voor zo'n veld naast mijn huis te wachten op mijn neven die de zomer zouden komen spenderen. De zomer, die net was begonnen, leek eindeloos. Net als dat veld.

 

Er zijn lange periodes geweest dat ik, net als de rest van de maatschappij, me moest onderwerpen aan een strak schema. Ik studeerde af in de kortst mogelijke tijd als werkende alleenstaande moeder met een pendeltijd van drie uur per dag. Ja, dan moet je wel.

30 jaar lang moeder van een groot gezin met een meer dan voltijdse baan: 30 jaar lang bij de klok geleefd.

 

Op de minuut dat het laatste kind geen intensieve begeleiding meer nodig had ging het vanzelf: ik liet de tijd los. BAM. Klaar ermee. Mijn werkzaamheden zijn tegenwoordig, toeval of onbewuste berekening, allemaal afspraakloos te verrichten. Ik plan geen vakanties, geen bezoekjes, nix. Ik sterf liever langzaam aan de kanker dan dat ik een afspraak met een dokter maak. Want afspraken, dat is de appel van Eva, het gif van het leven, de sprinkhanenplaag van het eindeloos wuivende korenveld in de zon. Ik leef bij de dag en elke dag moet ik mezelf verliezen in de onmetelijke tijd.

 

De tijd strekt zich weer uit als een eindeloos korenveld dat zachtjes in de zon wuift. Weids als de steppen van Mongolië.

 

Het laatste wat je mij aan moet doen is een pilon neerzetten ergens in mijn toekomst, door zoals schoonzus in september over Kerst te praten, of ouders in maart te reppen van een bezoek in de zomer. Daar staat dan een vlag geprikt. Het kwaad geschied: tijd eindig. Tijd opgedeeld. Ondraaglijk leed.

 
[Op Sargasso en nurks gepubliceerd.]

 

- Aanraders -