Tatanka

23 Juli 2018



Gekatapulteerd door de tijd kom ik terecht in een veld waarop koeien lopen. Het landschap is opgedeeld in lange (w)eilanden van gras, in een zee van sloten. De stroken zijn zo lang dat wanneer de koeien het einde hebben bereikt, de andere kant alweer is aangegroeid.

2 oude koeien lopen. Bottige heupen, zichtbare borstkas, enorme uier waar de benen omheen moeten.
Een hele tijd niets. Je denkt: “Daar lopen 2 koeien.” Maar de kudde volgt, daar kun je vergif op innemen.

Ze hebben een strategie: eerst lopen ze met z'n allen helemaal tot de dijk, het verste punt vanuit de boerderij. Dat doen ze 2 keer per dag, na het melken — de tweedagelijkse trek van de moderne bison. Ze lopen fiks door. Daar aangekomen draaien ze om en vangen ze de weg terug aan, grondig grazend. Op de heenweg hebben ze alles gescreened, zodat ze nu weten waar de kale plekken zijn die je beter vermijdt.

's Ochtends zijn met name de pubers enthousiast. Je herkent ze aan de kleine uiers. Ze wijken af van de koers, trotteren blij naar de sloot, kijken in het rond met grote ondeugende, genepwimperde meisjesogen, rennen tenslotte hun achterstand in.

's Avonds is iedereen loom.

5.30 uur
De zonsopkomst is fuchsiaroze. Een aalscholver dobbert rond, een vis in zijn bek. 3 kleine pinguïns vliegen met een serie hoge kreten als kuikens. De aalscholver duikt weer. De vis gaat in de boodschappentas die hij, noordelijke pelikaan, onder zijn bek draagt. De zachte golven dragen de roze gloed op hun rug.

Het meer is als olie.

5.45 uur
Alles is al minstens een uur klaar wakker. De koeien: al aan het grazen; de eenden; de aalscholver;  de schapen… Alleen de mens slaapt nog.
De ganzen trekken gakkend over de opkomende zon heen. Dat geeft aan de morgen iets bobrossiaans, om te zwijgen over het kitscherige roze. De opkomende zon staat nu op een voet op het meer: zijn onderkant smelt met het oppervlak samen wat hem het aanzien geeft van een montgolfière.
Als de zon zich een paar tellen later heeft losgeweekt, blijft de voet liggen.
En verdwijnt.
Het gaat warm worden vandaag. Heel warm.

6 uur
De nevel ligt als een tafellaken op het veld. Schapen blaten in de verte, ganzen gakken. Af en toe het geloei van een koe. De leeuwerik fluit, tatitatitati, gepunctueerd door iemand van een ander soort pfui… pfui… pfui… pfuittittitt pfuittittitt. Een vlucht leeuweriken vliegt rakelings langs een baan van het veld. Ik hoor hun vleugels. Die van ganzen zijn hoorbaar groter. Ze flappen zwaar, die van zwanen nog meer. Je krijgt een beeld van de inspanning die ze zich getroosten.

10 uur
Zwaluwen scheren rakelings het pas gesneden gras. Uit de hopen drogend hooi pikken ze insecten. Het geïsoleerde geblaat van een schaap. Op de achtergrond: het constante geluid van de golven op de dijk.
Een v-tje ganzen stijgt op: mama en papa aan kop, het gebroed erachter aan, 2, tot soms 8 stuks. Ze houden contact met elkaar, én met de andere troepen met wie ze samen vliegen, door luid geroep. De voorste groep heeft het opstijgen geluid: KOM MEE KOM MEE! De achterste punctueert zijn aanwezigheid: GAK…GAK…GAK…GAK…GAK… “ We volgen! Je hoeft niet om te kijken!”
Monotone radar.
Roedels fietsers, al dan niet in lycra, roepen elkaar met korte tussenpauzen, net als de ganzen. Ook zij reizen immers in formatie. Sommige lycralozen sjouwen een hele uitrusting achterop. Die zijn zeker op de kampeertour.

11 uur
Een zwaluw trekt een streep van hypergeluid door de knalblauwe lucht. Losse wolkjes drijven, lieftallige schuimgebakjes.

Ganzen:    GAK GAK GAK GIEEEK
     GAK GAK GAK GIEEEK

Een mobieltje op trilstand gaat af. Het is het ondergeluid van het echtpaar zwarte zwanen, dat, gekortwiekt, in het omheinde gedeelte van de sloot peddelt. Hun bovengeluid, tegelijkertijd hoorbaar, is dat van gewone zwanen.

De ganzen liggen per honderden te grazen op het weiland. De boer scheurt met zijn quad, één keer en dan terug, om ze weg te jagen. Ondertussen incasseert hij de ganzensubsidie.

Toen ik 40 was kon je de overkant van het IJsselmeer nooit zien. Nu is het omzoomd door windturbines en aan de zuidkant de flats van IJburg. Het meer was oneindig, nu is het een plasje.

17.45 uur
Een cow girl (eigenlijk meer een cow woman) haalt de koeien op, te voet. Ze doet net als de tatanka: ze loopt eerst gedecideerd langs de sloot recht naar de dijk. Daar draait ze om en duwt de kudde terug voor haar uit. Rustig. Vanzelfsprekend.  Met iets slaps, een riem, een touw, niet de stok die je zou verwachten. De dieren laten zich gedwee in de goede richting duwen. Al lopend gaan ze door met grazen.

22 uur
Na het melken komen de koeien terug. De zon is dan al laag aan de heiige horizon. Een knaloranje ding dat je net wel kan aankijken. En ja hoor! een streepje wolk erdoor. Een Japans schilderij.
De zon zakt onherroepelijk.
De platte aarde flipt als een munt.

Naast het Ruysdaelbosje grazen de ganzen per tiental, de tientallen verspreid over de reep weiland. De aangewezenen steken de nek boven het gras, op de uitkijk voor de vos.
Opeens vliegen ze allen, onder luid geroep, naar een graziger veld.
Een valk spurt recht omhoog, torent boven het weiland, maakt een rechte hoek en koerst horizontaal weg.

Met zulk weer blijven de koeien na de laatste trek slapen. In de ochtend, als je heel vroeg wakker wordt, kun je ze zien liggen. Imposant en rustig gezicht — zwart-witte reuzen in het groen.
Als de zon nog net niet op is maar het is al dag, zijn ze al grazend aan het heen en weer trekken, in de streep nevel die de horizon aftekent.

- Aanraders -