Melk

15 Juli 2013



Er is een hetze tegen melk gaande. Was het motto in de 20ste eeuw: melk de witte motor, en werden wij door het voedingscentrum aangespoord om minimaal een halve liter per dag binnen te werken, anno 2013 is dit omgeslagen in een collectieve ban op melk.

Melk mag niet meer.

Het witte goedje is niet meer goed voor je, nee, het is juist slecht. Je krijgt er kanker van. “Ja maar de kalk?” zult u vertwijfeld roepen. Hoe komen we aan kalk? Wel, beste lezer, onze huidige lichamen blijken de kalk niet meer uit melk te kunnen opnemen. Bovendien drinken koeien geen melk – melk is immers voor de kalf, niet voor de koe – en hebben toch sterke botten. Eieren zijn er voor kippefoetussen, niet voor de kip, maar toch horen we dat (nog) niet, als argument tegen eieren. Ondertussen moeten we kalk dus, net als koeien, uit groente halen.

Toen ik in de jaren ’80 in Amsterdam landde, heerste hier een verwoede mode van de macrobiotiek. Macrobiotiek, dat is voornamelijk de leer van het niet eten. Werd je uitgenodigd om bij iemand thuis te dineren, deed je er goed aan om geld mee te nemen voor een patatje op de weg terug. Want bij je gastheer of -dame kreeg je een dun plakje aubergine, een hoopje daikonraapsel, een sliert wortel, een kwart forel, en dat was het dan. We waren dan ook collectief graatmager. In die jaren was melk in mijn hippe Amsterdamse kringen ook taboe. Macrobiotiek kwam uit Japan, werd mij gezegd als ik twijfels uitte, en daar leefde men tot 120 jaar. Maar ikzelf was toevallig net uit Tokio gekomen, alwaar melk (en kaas en vlees) pas in de jaren ’90 op het menu verscheen, en was gewaarschuwd. Ik ben gezegend met ijzersterke tanden, doch na maanden in Tokio verloor ik een halve kies. Die viel er spontaan uit. Ik keek er beteuterd naar en bracht het geval naar de dichtstbijzijnde tandarts. In zijn hightech praktijk bedolf hij me onder het lachgas en mat hij me een pracht van een kroon aan. Waarmee ik vaststelde dat het meeviel met het niveau van de Japanse tandheelkunde. Iets waar ik tot dan toe ernstig aan had getwijfeld, gezien de staat van elke willekeurige mond. Ze waren niet om aan te zien! Zelfs welgestelde jonge gasten liepen rond met een mond vol ruïnes. Ook veelvuldig aanwezig in het straatbeeld: vrouwen die zo krom liepen dat hun hoofd de grond raakte. Blijkbaar zakte het skelet na hun vijftigste in elkaar. En ze waren allemaal zo minuscuul… Ik, een Zuid-Franse lilliputter in Nederland, stak daar met dik een kop boven de menigte.

Vergeleek je de Japanse bevolking met de Nederlandse, dan sprong het in het oog: Nederlanders liepen tot op hoge leeftijd fier rechtop, met stevige poten, dito ruggengraten en tanden die op mij overkwamen als paardenbekken. Toen ik in de jaren ’90 weer eens in Tokio was zag ik tot mijn stomste verbazing dat het wat de kalkhuishouding betrof stukken beter ging. Bij mijn volgende bezoeken in de 21ste eeuw was het verschil onvoorstelbaar. Boomlange jongeren met brede glimlachen vol blinkende, sterke tanden. Ouderen die gewoon rechtop liepen. Maar ook dikkerts. Gewone mensjes, geen sumoworstelaars, die dik waren. Een volkomen nieuw verschijnsel. In weerwil van de in Nederland gangbare opvatting dat ze daar helemaal niet tegen kunnen waren Japanners melk gaan drinken. En kaas gaan eten.

Eén plus één optellend maakte ik voor mezelf de conclusie dat de Japanners tot de jaren ’90 NIET GENOEG MELK dronken. Een ijzersterk besef maakte zich van me meester, dat mij nog niet heeft verlaten. Trouw drink ik elke dag mijn verplichte portie melk en dwing ik mijn kinderen dat ook te doen. Ze kunnen roepen wat ze willen, de nieuwe gezondheidsfanaten, ze kunnen zwaaien met koeien wat ze willen, het beeld van de kromme tandeloze japanners flitst nog elke dag dreigend voor mijn geestesoog.


 [Verscheen op Sargasso en Nurks]

- Aanraders -