Arthur IJzerdraat

23 Februari 2013





Oh Lord won't you buy me
a Mercedes Benz;
My friends all drive Porsches,
I must make amends.
Janis Joplin


Behalve de man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan Arthur IJzerdraat. Het grootste gedeelte van zijn leven woonde hij daadwerkelijk op een steenworp afstand van bovengenoemde plek, op het laatst op een schuitje genaamd de Geen Gebrek. Daarvoor op de Henri Polaklaan. Geboren was hij ook in de Oostelijke Eilanden, maar zijn moeder Tinie reisde toen hij nog een kleuter was zijn vader Walter achterna, die, geheel in de lijn van het genetisch erfgoed der IJzerdraten, goud was gaan zoeken in de onherbergzame contreien van Canada. Walter was op zijn beurt de zoon van Bernard IJzerdraat, oprichter en leider van de Geuzen _ eerste verzetsgroep van Nederland in de Tweede Wereldoorlog _ die in 1941 in de Scheveningse duinen werd gefusilleerd.

In Canada werd Tinie door Walter veilig in een houten huisje gestopt, in het midden van een oeverloos veld van blanke sneeuw met een modderig pad erdoor. Een godverlaten plek. Walter vertrok naar de verre goudaderen en bleef soms maanden weg. Alleen in het houthakkershuisje hielden Arthur en zijn moeder het een paar jaren vol tot ze hals over kop terug naar Nederland vlogen. De vrienden bij wie ze aanbelandden konden bij het aanzien van Tinie snel vaststellen: zij was niet meer dezelfde, en zou het nooit meer worden. Zo komt het dat Arthur opgevoed is door een schizofrene moeder. Haar verklaring was dat zij ongewild "chips" had binnengekregen door patat te eten, waardoor ze stemmen hoorde. Eigenzinnige verschijning, ze schoof  's nachts op haar grote step door de stad. Aan de voetgangers die haar aanstaarden riep zij in het voorbij snellen: "Pas op ik ben een Hell's Angels".

Arthur ging naar de Parelschool. Dan een hele tijd niets en dan ontmoet ik hem in levende lijve. Op de boot van Kees Hoekert, waar ik als Paastoerist te gast was, ergens in de vroege jaren tachtig. Ik wist wie hij was. In de kringen rondom Kees bezat iedereen wel een stapel tekeningen van Arthur, en ook enveloppen, prachtig door hem versierd. Arthur kon weergaloos tekenen. Hij tekende de boot van Kees, en in het bijzonder de reusachtige indianenkop op de voorplecht. Verder nucleaire ontploffingen, met bijbehorende paddestoelenwolk, wietbladjes, allerlei technische uitvindinkjes die hij zelf maakte, en vlotten van Jasper Grootveld. Veel vlotten van Jasper Grootveld. Vlotten in alle vormen en maten. Drijvende vlotten, vliegende vlotten, vlotten al gemaakt en vlotten in aanbouw. Dat allemaal pende hij met een elegante precisie neer, onvermoeibare getuige van de bohemien microcosmos om hem heen.

Arthur was een zwijgzame figuur. "Een Paaseilander kop" placht Kees te schertsen. U heeft hem vast wel op straat met grote snelle passen zien lopen richting de Albert Heijn: een rijzige gestalte met een eeuwenoude donkergrijze regenjas aan, een legerbroek en eeuwige rubberen laarzen. Hij droeg nooit sokken _waarom zou je?_ maar stak zijn voeten in boterhamzakjes, waar hij verzot op was, omdat ze zo goed van pas kwamen voor van alles en nog wat.

Tot kort voor zijn dood was hij geheelonthouder. Elke dag kwam hij op de boot van Barend bij Vlotwezen, en later op de boot van Kees, om thee te zetten. Dat ging met het nodige ceremonieel, elke dag op precies dezelfde manier: eerst langs de supermarkt om een pak volle melk te kopen en als de voorraad op was een groene doos "Engelse Melange" van Pickwick. Eenmaal aan boord ging de ketel op de kachel. Hoelang het water moest koken, hoeveel minuten de theezakjes mochten trekken: alles was aan stikte regels verbonden. Ondertussen schudde hij de pak melk een paar keer van kop tot teen: het vetgehalte moest in de hele liter op hetzelfde ratio zitten. Je kwam nooit thee te kort: Arthur hield elk kopje in de gaten, en vulde zo nodig bij. In tijden van grote armoede was dat soms het enige wat ik op een dag binnen kreeg. Wonderbaarlijk hoe een jong mens kan overleven op kopjes Pickwickthee met volle melk en suiker.

Hij wist alles.

Ik spreek in het verleden. Zijn obsessie voor een gezonde levensstijl is hem vroegtijdig fataal geworden. Hij at voornamelijk makreel, die hij soms voor de verandering in het blik bovenop een dekseltje brandende spiritus opwarmde. Hij bezat noch stoel noch tafel noch bed: de enige minimalist die met recht dat predicaat mocht dragen. Hoe weinig hij ook had, hij was genereus en bedolf zijn vrienden met cadeautjes en attenties. Zijn bootje was zo lek als een mandje: "Aan gebreken Geen Gebrek" zei Arie Taal altijd, en dat was ook zo. U kent waarschijnlijk dat aftandse schuitje: het lag tot voor kort in de Nieuwe Vaart nabij de Texaco, naast het verzamelimperium van zijn buurman _waar het steeds meer op begon te lijken, opgeslokt door de besmettelijkheid van uitdijende chaos. Volgens Arthur was elke vorm van verwarming ongezond: hij maakte er een sport van om te overleven in een kuipje halfvol ijskoud water. Met wodka heeft hij het laatste jaar van zijn leven de kou geprobeerd te trotseren, maar die kroop genadeloos steeds meer zijn merg in.

Wie hem probeerde te redden uit de Geen Gebrek kwam van een koude kermis thuis. Want koppig was hij als de neten. Deze manier van leven heeft hem op den duur de das omgedaan. In de ijskoude winter van 2008-2009 is hij onderkoeld geraakt en overleden. Terwijl wij achter zijn kist aan liepen klonk er opeens uit zijn kleine radio het liedje "Mercedes Benz" van Janis Joplin.
Zijn laatste grap.

Wij missen hem nog steeds vreselijk, en met recht: hij was gedurende de laatste 20 jaar waarschijnlijk de markantste figuur uit de Oostelijke Eilanden.


[voor tekeningen van Arthur IIzerdraat zie de siet van Ubald Seveke.]

- Aanraders -